Zo is het

Soms lees je iets en dan denk je: ‘Ja, dat is wat ik bedoel!’ Anderen kunnen iets onder woorden brengen wat je eigenlijk zelf ook voelt, maar wat je niet precies kunt omschrijven. Zo werd ik (Martine) door een lieve vriendin geattendeerd op interviews en uitspraken van Anna Enquist, de schrijfster die in 2001 haar 27-jarige dochter verloor. In een interview met Enquist wordt haar gevraagd hoe rouw er van binnen uitziet. Enquist:

‘Dat is te groot en te veel om iets over te kunnen zeggen. “Rouw”, klinkt me ook te positief. Dat suggereert dat er een tijd van verdriet is en een tijd waarin dat minder is. Zo voel ik dat helemaal niet.’ Verdriet slijt niet? Ferm: ‘Nee. Verdriet tast alleen maar aan. Het holt je uit.’

Rouwen wordt inderdaad vaak in verband gebracht met tijdelijkheid. Je rouwt een periode en dan is het weer beter. Maar net als Anna Enquist denk ik dat mijn rouw geen eindpunt kent. Dat alle emoties rondom het verlies van mijn kind de rest van mijn leven blijven rondcirkelen binnenin mij. Soms heel intens, soms minder intens.

Drie jaar na het verlies van haar dochter vertelt Enquist dat ze weer werkt, dat ze weer wat meer kan hebben en zich iets socialer gedraagt:

‘Maar van binnen voelt het helemaal niet als vooruitgang. Ik vind het juist verschrikkelijk dat de tijd almaar voortschrijdt. Het zit ‘m in kleine dingen; een weg die wordt verlegd, een nieuwe winkel, een gevel die verandert … allemaal dingen die zij niet meer gezien heeft. Alles voert steeds verder weg van haar.’ En: ‘We laten haar achter in de tijd.’

En dat is het: de tijd schrijdt voort, er gebeurt van alles. Allemaal dingen die Kester niet meer meemaakt, die hij niet meer ziet. Alles voert steeds verder weg van hem. Ondanks dat we Kester altijd bij ons dragen, laten we hem ook achter. Het klinkt tegenstrijdig, maar juist omdat hij niet meemaakt wat wij meemaken, loopt hij een ‘achterstand’ op. De periode tussen tussen nu en de tijd dat Kester er nog was wordt steeds groter. Dit roept ook een gevoel van machteloosheid bij mij op. Ik wil hem meenemen maar ben ook bang dat hij afdrijft. Ik zie zijn leeftijdsgenoten naar volwassenheid groeien. Die gaan straks studeren. Hoe zou mijn zoon dat gaan doen? Ik heb hem op de wereld gezet maar hij is er weer afgevallen. Kester heeft daarbij – net als een meteoriet – een enorme krater achtergelaten …

Wij kunnen niet meer doen dan doorgaan. En ook daarover zegt Enquist treffend:

‘Het hoogste om in de rest van mijn leven naar te streven is dat ik het op een dag kan verdragen. Dat ik kan verdragen dat het gebeurd is. “Verdragen” is iets anders dan “accepteren”. Dat zou betekenen dat ik erin kan berusten. Zoiets is ondenkbaar; ik zal het nooit accepteren. Maar ik hoop dat ik ooit de gedachte kan verdragen dat ze er niet meer is. Als dat lukt, heb ik al heel wat bereikt.’

Dat is mijn en onze opgave: leren dragen van het verdriet, leren dragen van het gemis en het leren verdragen van dat afschuwelijke gevoel dat Kester dood is en nooit meer thuis komt.

Meer van Anna Enquist in Trouw en de Volkskrant.