Vraag voor papa

Bij het doornemen van de telefoon van Kester kwam ik onderstaande notitie tegen van omstreeks juni 2017.

Ik kan me niet goed meer herinneren of Kester mij de vraag ook zo precies gesteld heeft toen, al hebben we het zeker wel eens over dit onderwerp gehad. In ieder geval, ’n heel relevante vraag nu. Moest ik hem nu opnieuw beantwoorden dan zou ik – heel in het kort – het volgende vertellen: wanneer je iets bewust ziet combineer je altijd datgene wat er echt is (dat wat er via je ogen aan informatie binnenkomt dus), met datgene wat je visuele hersenen geleerd hebben over hoe de wereld in elkaar zit. Dat leren doe je op basis van al je eerdere ervaringen (bv. “kinderen zijn kleiner dan volwassenen”*; eigenlijk ook een soort van herinnering).  Wanneer je aan iets denkt dan gebeurt er bijna hetzelfde: je gedachte, bijvoorbeeld aan een persoon,  zorgt voor activiteit in diezelfde hersengebieden die je ook gebruikte wanneer je die persoon “echt” zag. Daardoor “zie” je in gedachte die persoon. Bij dromen gebeurt er iets vergelijkbaars.

*Visuele illusies spelen vaak met datgene wat we (onbewust) geleerd hebben over hoe de wereld in elkaar zit. Dan zijn de kinderen opeens niet kleiner dan de volwassenen.